Afwijken van stedenbouwkundige voorschriften: enkel mogelijk bij gemotiveerd verzoek!
In de loop der jaren werden steeds meer afwijkingsmogelijkheden voorzien in titel IV, hoofdstuk IV van de VCRO om handelingen te kunnen toelaten die niet in overeenstemming zijn met de geldende stedenbouwkundige voorschriften. Om toepassing te kunnen maken van één van deze afwijkingsmogelijkheden, moet in het aanvraagdossier een “gemotiveerd verzoek” worden opgenomen.
*****
Artikel 4.4.1/0 van de VCRO luidt als volgt: “Er kan slechts toepassing gemaakt worden van de afwijkingen, vermeld in dit hoofdstuk, op gemotiveerd verzoek van de vergunningsaanvrager.”.
De afwijkingsmogelijkheden zijn de volgende (afdeling 1/1):
Beperkte afwijkingen (art. 4.4.1)
Stabiliteitswerken (art. 4.4.2)
Afwerkingsregel (art. 4.4.3)
Sociaal-cultureel of recreatief medegebruik (art. 4.4.4)
Medegebruik inzake natuurschoon (art. 4.4.5)
Beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten, cultuurhistorische landschappen of archeologische sites (art. 4.4.6)
Handelingen van algemeen belang (art. 4.4.7-4.4.8)
Handelingen in industriegebied (art. 4.4.8/1)
Stallen voor weidedieren (art. 4.4.8/2)
Handelingen sorterend onder voorschriften van een gewestplan (art. 4.4.9)
Handelingen sorterend onder voorschriften van een BPA dat ouder is dan 15 jaar (art. 4.4.9/1)
Daarnaast gaat het ook om afwijkingsmogelijkheden die kwalificeren als zonevreemde basisrechten (art. 4.4.10-4.4.22) en zonevreemde functiewijzigingen (art. 4.4.23), en de afwijkingsmogelijkheden op basis van stedenbouwkundige attesten (art. 4.4.26).
De vereiste om de toepassing van de afwijkingsmogelijkheid te motiveren, heeft belangrijke voordelen:
Het verplicht de vergunningsaanvrager om het voorwerp van de aanvraag af te bakenen én te onderzoeken. De (on)verenigbaarheid van het aangevraagde met de geldende voorschriften wordt duidelijk in kaart gebracht.
In geval van onverenigbaarheid wordt duidelijk in kaart gebracht op welke punten de aanvraag strijdt met de geldende voorschriften. Vervolgens wordt onderzocht welke afwijkingsmogelijkheid gebruikt zou kunnen worden. Er moet worden nagegaan of aan alle toepassingsvoorwaarden van de gekozen afwijkingsmogelijkheid is voldaan.
In de vergunningsaanvraag wordt duidelijk aangegeven (1) welke afwijkingsmogelijkheid wordt toegepast en (2) dat aan alle toepassingsvoorwaarden wordt voldaan. Er moet worden uiteengezet op grond van welke redenen de betrokken afwijkingsmogelijk wordt gekozen.
Op deze wijze is het voor de vergunningverlenende overheid en eenieder die de aanvraag inkijkt tijdens het openbaar onderzoek op het eerste gezicht duidelijk welke afwijkingsmogelijkheid wordt toegepast als “vergunningsbasis”. De overheid moet dan niet zelf opzoek gaan naar eventueel toe te passen afwijkingsmogelijkheden om het aangevraagde te kunnen vergunnen.
Ondanks het duidelijke artikel 4.4.1/0 van de VCRO, zien wij in de praktijk nog steeds vergunningsdossiers waarbij zonder enige motivatie wordt verwezen naar een bepaalde afwijkingsmogelijkheid om alsnog een vergunning te bekomen. De toepassingsvoorwaarden worden vaak niet (in detail) afgetoetst. Dit volstaat niet: iedere gevraagde afwijking, kan maar worden toegepast wanneer op gemotiveerde wijze om de toepassing daarvan wordt verzocht.
Wanneer de vergunningsaanvraag geen gemotiveerd verzoek inzake afwijking bevat, kan de afwijkingsmogelijkheid eenvoudigweg niet worden toegepast. Dit zal dan leiden tot een (automatische) weigeringsbeslissing aangezien de vergunning moet worden geweigerd als het aangevraagde niet in overeenstemming is met de geldende stedenbouwkundige voorschriften, voor zover daarvan niet op geldige wijze is afgeweken.