De afwijkingsmogelijkheid van BPA’s ouder dan 15 jaar: nieuwe inzichten van de Raad van State
In een recent cassatiearrest van 26 mei 2025 zet de Raad van State de puntjes op de “i” wat betreft de toepasselijkheid van de afwijkingsmogelijkheid in artikel 4.4.9/1 van de VCRO. Dit betreft de mogelijkheid om af te wijken van BPA’s die ouder zijn dan 15 jaar. Voormeld arrest zal in de vergunningenpraktijk zeer belangrijke, en verregaande gevolgen hebben.
*****
Overeenkomstig artikel 4.4.9/1 van de VCRO kan een vergunningverlenende overheid bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van stedenbouwkundige voorschriften van een BPA, voor zover dit ouder is dan 15 jaar op het ogenblik van de indiening van de aanvraag.
Afwijkingen kunnen niet worden toegestaan voor wat betreft wegenis, openbaar groen en erfgoedwaarden.
Deze afwijkingsmogelijkheid kan slechts worden toegepast voor stedenbouwkundige voorschriften van BPA’s die een aanvulling vormen op bepaalde gewestplanvoorschriften.
De Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) oordeelde in het verleden dat een BPA in zijn geheel afwijkend dan wel aanvullend is ten opzichte van het gewestplan. Bijgevolg oordeelde RvVb dat de toepassing van artikel 4.4.9/1 van de VCRO was uitgesloten van zodra het betrokken BPA op één punt afweek van het gewestplan. In dat geval was er – volgens de RvVb – immers sprake van een afwijkend BPA.
De Raad van State (RvS) roept de RvVb nu de halt toe.
De RvS oordeelt als volgt:
De decreetgever heeft aan het bestuur de mogelijkheid willen bieden om, onder bepaalde voorwaarden, bij het verlenen van een vergunning af te wijken van voorschriften van een meer dan 15 jaar oud BPA.
Het doel daarvan is de verdere verhoging van het ruimtelijk rendement van de bestaande bebouwde ruimte.
De afwijkingsmogelijkheid kan slechts worden toegepast voor stedenbouwkundige voorschriften van een BPA die een aanvulling vormen op bepaalde gewestplanvoorschriften.
Van stedenbouwkundige voorschriften van een BPA die de gebiedsaanduidingen en voorschriften van het gewestplan niet aanvullen, maar ervan afwijken, kan door het bestuur niet met toepassing van artikel 4.4.9/1 VCRO worden afgeweken bij het verlenen van een omgevingsvergunning
Bij het onderzoek van de vraag of stedenbouwkundige voorschriften van het BPA nu aanvullend dan wel afwijkend zijn, dient het bestuur in beginsel enkel de voorschriften te onderzoeken die van toepassing zijn op de locatie waar de aangevraagde stedenbouwkundige handelingen zullen worden uitgevoerd.
Wanneer de voorschriften van het BPA die op die locatie van toepassing zijn, aanvullend zijn ten opzichte van de gewestplanvoorschriften, kan hiervan met toepassing van artikel 4.4.9/1 VCRO worden afgeweken, ook al bevat het BPA voor andere locaties voorschriften die een afwijking vormen van de gebiedsaanduidingen of voorschriften van het gewestplan, tenzij zou blijken dat de voorschriften voor die andere locaties vanuit het opzet en de economie van het BPA niet kunnen worden afgesplitst van de voorschriften die gelden voor de locatie waarop de aanvraag betrekking heeft.
De RvVb heeft het dus bij het verkeerde eind wanneer hij oordeelt dat een BPA in zijn geheel aanvullend dan wel afwijkend is.
Wat betekent dit voor jouw dossier?
De voorschriften waarvan jij wenst af te wijken, dienen in detail te worden onderzocht: zijn deze afwijkend of aanvullend? Het antwoord op deze vraag zal bepalen of je toepassing kan maken van de afwijkingsmogelijkheid in artikel 4.4.9/1 van de VCRO.